De huidige bachelor-masterstructuur (BaMa) viert haar tiende verjaardag. Reden voor de ASVA studentenvakbond om terug te blikken op de oorspronkelijke doelstellingen en in hoeverre deze zijn gehaald. Wat zijn de winstpunten van het systeem en waar ligt ruimte voor verbetering? Een panel onderwijsexperts ging in discussie over het wel en wee van de BaMa.
Aanleiding voor de bijeenkomst in Spui 25 is de uitgave van het ASVA Onderzoeksbureau ‘10 jaar bachelor-masterstructuur: Succes of mislukking?‘, waarin diverse onderwijsgoeroes hun licht laten schijnen op de BaMa.
Wat heeft het BaMa-systeem ons concreet opgeleverd? Volgens Peter Kwikkers, mede verantwoordelijk voor de inrichting van het tienjarige stelsel, is de keuzevrijheid onder studenten groot en hebben ook onderzoekers een grote mate van academische vrijheid. ASVA-voorzitter Eline Peters onderschreef het grote masteraanbod na het afronden van de bachelor. ‘Hierbij moet wel worden aangetekend dat het door alle bezuinigingsmaatregelen veel minder aantrekkelijk is geworden om meer dan één master te doen.’
UvA-rector Dymph van den Boom prees vooral de gecreëerde Europese onderwijsruimte, waarin studenten zich vrij kunnen bewegen. Studiepunten zijn namelijk internationaal gestandaardiseerd in de vorm van de bekende ECST. Maar op dit punt valt nog een wereld te winnen. ‘Het aantal vakken in het buitenland dat in het Engels wordt gegeven is beperkt, waardoor je voornamelijk boektentamens aan het maken bent’, aldus Peters.
De winst van het BaMa-stelsel zit hem wat Hans Adriaansens (oprichter van onder meer University College Utrecht) betreft in het eigen profiel van bachelor- en masteropleidingen. ‘Waar tijdens de bachelor het opdoen van academische vaardigheden centraal staat, bereidt de master studenten voor op het professionele werkveld.’ Kwikkers benadrukte eveneens dat de bachelor niet als een volwaardige WO-opleiding kan worden beschouwd, een tekortkoming die er volgens ASVA mede voor heeft gezorgd dat de BaMa-structuur haar doelstellingen niet heeft bereikt.