De Hogeschool van Amsterdam kent een actief studentenleven in de vorm van studieverenigingen, opleidingscommissies en medezeggenschapsraden. Deze studentenorganen dragen bij aan de sfeer en het gemeenschapsgevoel op de hogeschool. Hiermee zijn zij onmisbaar binnen de hogeschool. De ASVA studentenvakbond constateerde dat er verschil zit tussen de faciliteiten van deze verschillende studentenorganen. Dit verschil speelt tussen de verschillende organen, maar ook tussen dezelfde soort organen. Zo heeft bijvoorbeeld de ene studievereniging wel een opslagruimte, kluis, printpas en postvak en een andere soortgelijke studievereniging niet. Dit zorgt ervoor dat niet alle studieverenigingen niet dezelfde kwaliteit kunnen leveren. Om in kaart te brengen wat de behoeftes en verschillen tussen de verschillende groepen zijn organiseerde ASVA op 16 maart een denktank over de faciliteiten tussen de verschillende organen.
Uit de denktank kwamen verschillende problemen naar voren. Allereerst is de huidige facilitering te uiteenlopend binnen de verschillende studentenorganen. Op dit moment beslist de domeinvoorzitter de faciliteiten van de organen. Doordat er geen universele regeling is, ontbreekt eenduidigheid. Dit zorgt voor veel verschil in kwaliteit tussen de verschillen domeinen. Afgezien van een verschil in kwaliteit, zorgt dit ook voor veel onvrede en onbegrip. Waarom zou een vereniging op het ene domein meer faciliteiten krijgen dan een vergelijkbare vereniging op een ander domein? Soms zitten deze verenigingen zelfs in hetzelfde gebouw. Afgezien van het feit dat dit onhandig of oneerlijk is, blijkt het in sommige gevallen zelfs gevaarlijk. Zo gaven een aantal studieverenigingen aan dat zij na een activiteit over straat moesten met een gevulde geldkas. Maar er vielen meer dingen op. Zo blijken er opleidingscommissies te zijn waar de opleidingsmanager voorzitter is, of kunnen sommige verenigingen onmogelijk vergaderen, gezien zij niet de rechten hebben om een ruimte op de HvA te reserveren.
Een ander probleem dat naar voren kwam is het ontbreken van een contactpersoon of richtlijn voor deze zaken. Studentenorganisaties zijn op zoek naar een direct aanspreekpunt voor al hun vragen. Ook dit verschilt per domein op het moment. Doordat het onbekend is welke wegen zij moeten bewandelen voor bijvoorbeeld het krijgen van een postvakje, wordt de student van het kastje naar de muur gestuurd. Meestal begint dat bij de opleidingsmanager, waarna de domeinvoorzitter wordt ingeschakeld. Deze gaat het bespreken met de beleidsmanager en pas daarna komt het terecht bij Facility Services (FS). De link tussen FS en de student is nauwelijks of niet aanwezig. Daarnaast kwam naar voren dat de tussenpersonen ook niet altijd op de hoogte zijn van de regels.
Om de verschillende partijen optimaal te kunnen laten functioneren, stelt ASVA een basispakket voor. Elke beginnende of bestaande studievereniging, opleidingscommissie of medezeggenschaps-raad moet beschikken over minimaal de volgende faciliteiten:
1. Het recht om ruimtes te reserveren voor vergaderingen of andere activiteiten.
2. Een opbergruimte/-kast.
3. De mogelijkheid om geld veilig op te bergen.
4. Een postvak op het domein waaronder de organisatie valt.
5. De mogelijkheid om activiteiten zowel fysiek als digitaal te promoten, bij de betreffende doelgroep, (bijv. prikborden, de mogelijkheid om banners te praten en DLWO-berichten).
6. Een HvA-pas per organisatie om te printen en koffie te halen.
7. Per domein minimaal 1 ruimte waar de studentenorganisaties samen kunnen komen.
8. Per domein minimaal 1 bereikbaar contactpersoon voor de studentenorganen (bijv. opleidingsmanagers).
Dit basispakket beslaat de minimale faciliteiten die een studentenorganisatie nodig heeft om optimaal te kunnen functioneren. De problemen zijn niet opgelost met slechts het schenken van een kluisje of een opbergkast. ASVA streeft naar een universele regeling welke wordt opgenomen in het studentenstatuut als langdurige oplossing.