Afgelopen maandag vond in Den Haag de rechtszaak plaats die verschillende studentenorganisaties hebben aangespannen tegen de Staat. Inzet van het geschil is de langstudeerboete die vanaf komend studiejaar in zal gaan. Op 25 juli doet de rechter uitspraak en weten ‘langstudeerders’ waar ze aan toe zijn.
De Landelijke Studentenvakbond (LSVb), het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) besloten vorig jaar de Staat voor de rechter te dagen, omdat de langstudeerwet volgens hen in strijd is met het rechtszekerheidbeginsel. Studenten die al vertraging hebben opgelopen kunnen immers geen rekening houden met de langstudeerboete, laat staan dat zij hun studievertraging nog kunnen repareren.
Daarnaast ontbreekt in de wet een uitzonderingspositie voor deeltijdstudenten. Zij worden botweg gedefinieerd als voltijdstudenten, met als gevolg dat er na vier jaar studeren plus een jaar uitloop automatisch een boete volgt. Advocaat Eric Daalder, die de Staat vertegenwoordigde, ontkende zelfs het bestaan van deeltijdopleidingen.
Als doekje voor het bloeden zouden universiteiten middels een noodwet 10 miljoen euro beschikbaar krijgen om deeltijders mee te compenseren. Dit geld zou dan terecht komen in de profileringfondsen, waar onderwijsinstellingen zelf verantwoordelijkheid voor dragen.
De ASVA studentenvakbond hoopt dat de rechter inziet dat de langstudeerboete onmogelijk rechtsgeldig kan worden verklaard, aangezien tijdens het spel de regels zijn veranderd. Daarnaast is het onderscheid tussen voltijd- en deeltijdstudenten cruciaal voor de invulling van de langstudeerwet. Deze groepen studenten dienen als aparte groep te worden behandeld. Eind juli wordt duidelijk of met het belang van de student rekening wordt gehouden.